Peuter | Taal: de eerste gesprekjes

Vanaf 2 jaar leert je kind in korte tijd veel beter praten en de taal begrijpen. Om andere mensen te kunnen begrijpen is het belangrijk dat je kind veel woorden leert en ook zelf dingen kan zeggen. Daarbij kun je je kind op allerlei manieren helpen.

Hoe leert een peuter praten?

Tussen de 2 en 4 jaar leert een kind steeds beter praten. Het leert snel meer woorden, gaat steeds duidelijker spreken en langere zinnen maken. Het gaat ook verstaanbaarder praten, waardoor het makkelijk wordt met je kind te communiceren. En het gaat woorden gebruiken voor personen en dingen om zich heen, zoals familieleden, dieren of speelgoed. Ook begint een peuter woorden te leren voor eigenschappen of gevoelens. Bijvoorbeeld groot en klein. Of lief en niet lief.

Een kind gaat op deze leeftijd ook meer uit zichzelf vertellen, maar kan ook nog te verlegen zijn om met anderen te praten. Ook in de taalontwikkeling heeft ieder kind zijn eigen tempo. Sommige kinderen zijn al veel met taal bezig, terwijl anderen nog minder goed te verstaan zijn of nog weinig praten. Dit zijn de momenten waarop de meeste kinderen iets met de taal kunnen:

  • Vanaf ongeveer 2,5 jaar gaan kinderen zinnen van drie woorden begrijpen. Ze gebruiken dan ook zelfbedachte combinaties van een paar woorden, bijvoorbeeld 'Kijk, poes!' als het huisdier voorbij loopt.
  • Vanaf ongeveer 3 jaar gebruiken kinderen zinnen van drie tot vier woorden: 'Mama wil soep?' vraagt een kind dan bijvoorbeeld aan tafel. Tegelijkertijd leren ze ook al om taalregels te begrijpen, ook al gebruiken ze die nog regelmatig verkeerd, bijvoorbeeld:
    • Enkelvoud en meervoud (koe en koeis)
    • Tegenwoordige en verleden tijd (ik fiets en ik fietste)
    • Verkleinwoordjes (hond en hondje)

Verder gaat je kind dagelijkse gesprekjes en eenvoudige verhaaltjes beter begrijpen. Het praten wordt duidelijker en de zinsbouw en de woordvolgorde worden steeds beter. Je kind gaat ook vaak eigen woorden maken door bestaande woorden met elkaar te combineren. Zo wordt een caravan bijvoorbeeld een 'autohuis'.

  • Vanaf 3 jaar kent een kind meestal alle klanken van de moedertaal, de taal die jij met je kind spreekt. Dat gebeurt ook als je je kind meertalig opvoedt. Kinderen leren er in deze fase iedere maand tientallen woorden bij en gaan steeds meer op verschillende toonhoogtes praten. Daardoor wordt het steeds makkelijker om echte gesprekken met je kind te voeren. Veel kinderen praten nu ook in zichzelf of tegen knuffels en poppen. Ze vragen ook steeds vaker naar het waarom. Ze willen steeds meer weten en beginnen anderen te vertellen wat ze bijvoorbeeld in boekjes zien.
  • Als kinderen 4 jaar zijn, kunnen ze vaak al zinnen met meer dan drie of vier woorden maken, en begrijpen ze langere zinnen ook beter.
  • Tussen de 3 en 4 jaar krijgen kinderen ook belangstelling voor letters en cijfers. Daarna leren ze om in boeken letters van plaatjes te onderscheiden. Ze beginnen te snappen dat je kunt lezen wat er staat, zonder dat ze dit uit kunnen leggen of zelf al kunnen lezen. Ook krijgen ze langzaam een indruk waar geschreven taal allemaal voor gebruikt kan worden, bijvoorbeeld om een boodschappenlijstje te maken.

Hoe kun je je kind helpen met leren praten?

Je kind krijgt een grotere woordenschat als het te maken krijgt met verschillende dingen en situaties. Dat kun je als ouder stimuleren door veel samen met je kind te doen, de buitenwereld en alles erin te beschrijven en te benoemen, er uitleg over te geven en er met elkaar over te praten. Dat kun je op de volgende manieren doen:

  • Je kind leert woorden als je het betrekt bij de dagelijkse dingen die je doet, zoals koken of opruimen. Door te zeggen wat je ondertussen allemaal doet, ziet, ruikt, proeft en voelt leert je kind woorden.
  • Laat je kind in aanraking komen met allerlei verschillende vormen van taal door het bijvoorbeeld mee te nemen naar de winkel of wanneer je op bezoek gaat bij familie of vrienden.
  • Spelen is een makkelijke en goede manier om regelmatig met elkaar te praten. Dit kunnen rollenspellen zijn waarbij je doet alsof, spelletjes waarbij je van beurt moet wisselen of onthoudspelletjes zoals memory. Je kind leert ook hoe het taal kan gebruiken door het spelen met een broertje of zusje of met leeftijdsgenootjes.
  • Het zingen van liedjes en versjes stimuleert de taalontwikkeling. Het sluit bovendien goed aan bij de beleving van je kind, en je kind vindt het leuk dit samen met jou te doen.
  • Van voorlezen leren kinderen vooral als ze zelf actief meedoen. Het maakt daarbij niet uit of het een papieren boek of een digitaal voorleesboek is. Naast luisteren naar het verhaal leert je kind van korte gesprekjes die je samen hebt tijdens het lezen.
  • Ook van verhaaltjes over wat jullie zelf hebben meegemaakt leert je kind, bijvoorbeeld over een uitstapje dat jullie hebben gemaakt.
  • Samen naar kindertelevisieprogramma's kijken en apps gebruiken. Op deze pagina vind je meer informatie over het gebruik van media die passen bij de leeftijd van je kind.
  • Samen een kaart voor iemand maken is een speelse manier om je kind kennis te laten maken met schriftelijk taalgebruik.

Tips voor het stimuleren van taalontwikkeling

Als je je kind goed wilt leren praten is het belangrijk om op de volgende punten te letten:

  • Gebruik de juiste woorden in het terugpraten wanneer je kind in verzonnen of onvolledige taal tegen je praat, waarbij je niet hoeft te verbeteren. Bijvoorbeeld: 'Als mijn dochter tegen mij in haar eigen brabbeltaal vertelt over wat ze met de blokken heeft gedaan, reageer ik bijvoorbeeld door te zeggen: 'Je hebt mooi dat gele blokje erbovenop gezet. Nu is het een toren!' Je ziet dan hoe trots ze is.'
  • Herhaal wat je kind tegen je zegt in goede zinnen, zonder je kind het gevoel te geven dat het iets fout deed. Door niet terug te praten in kinderachtige taal, maar informatie toe te voegen aan wat je kind zegt en de zinnen langer en completer te maken geef je het goede voorbeeld. Als je kind zegt: 'Ikke die trekke!', dan zeg jij 'Oké, ga jij zelf je sokken aantrekken?'
  • Beantwoord vragen van je kind en stel je kind vragen om het aan te moedigen om te vertellen wat het allemaal ziet en vindt.
  • Geef je kind genoeg tijd om in gesprekken te reageren, en neem ook zelf genoeg tijd om goed te kijken en te luisteren naar je kind.
  • Let op de gebaren en de lichaamstaal en luister naar de woorden van je kind, zodat je kunt begrijpen waar het zich mee bezig houdt en hier samen makkelijk over kunt praten.
  • Voer op vaste momenten van de dag gesprekken met je kind waarbij jullie allebei vertellen wat jullie gedaan hebben. Kies ook voor het voorlezen een vast moment. Maak van deze dingen zo een dagelijks ritueel.

Zoek je als ouder of opvoeder hulp of advies? Bekijk hier waar je terecht kunt.

Hulp en advies voor ouders