Praten met broers en zussen van een zorgkind

Voor broers en zussen van een zorgkind, ook wel brussen genoemd, kan de situatie thuis spannend zijn. Vaak hebben ze veel vragen over wat er met hun broer of zus aan de hand is. Ze kunnen zich bovendien zorgen maken. Hoe ga je daar als ouder mee om?

Praten geeft meer rust

Brussen hebben vaak zorgen over de gezondheid of het gedrag van hun broer of zus. Dat die zo vaak naar het ziekenhuis moet bijvoorbeeld, of niet naar school kan. Maar ze kunnen zich ook zorgen maken over kleine dingen, omdat ze nog niet zo goed begrijpen wat er aan de hand is. Dit kan zorgen voor gevoelens als angst, boosheid of verdriet. Het helpt al veel als je met brussen praat over de situatie thuis. Hoe beter dat lukt, hoe minder zorgen en vragen brussen zullen hebben over hun broer of zus. Dit geeft je kind en jouzelf meer rust.

Tips voor het praten met brussen

Soms stellen brussen zelf geen vragen of laten ze niet merken dat ze zich zorgen maken. Misschien zijn ze bang om iets te vragen omdat ze denken dat hun ouders ook bezorgd zijn. Of ze willen niet lastig zijn voor hun ouders. Het is daarom belangrijk om als ouder zelf het gesprek te beginnen over de situatie thuis. Dat is niet altijd makkelijk. Daarom deze tips:

  • Geef je kind informatie over wat er aan de hand is. Wat betekent de beperking voor het zorgkind? Wat houdt de beperking precies in? Wat kan een brus doen om te helpen? Je kind begrijpt misschien niet alles. Leg uit en check of je kind nog vragen heeft.
  • Kijk naar de lichaamshouding en het gedrag van je kind. Vaak kun je daaraan zien hoe je kind zich voelt. Zeg tegen je kind wat je ziet: 'Je kijkt al een tijdje sip. Vertel eens, waar denk je aan?'
  • Probeer vragen te stellen die je kind niet alleen met 'ja' of 'nee' kan beantwoorden, zoals 'Hoe vind je het thuis?' Je hoeft niet altijd te vragen waarom je kind zich zo voelt. Waarom-vragen zijn vaak moeilijk te beantwoorden. Als je kind zegt dat het zich verdrietig voelt, kun je dat zelf herhalen, of bijvoorbeeld zeggen dat dat niet fijn is. Vaak vertelt je kind de reden daarna vanzelf.
  • Benoem zelf je emoties. Daarmee geef je je kind de ruimte om dat ook te doen. Het hoeft niet alleen te gaan over emoties over de situatie thuis. Door vaker ruimte te maken voor gevoelens over allerlei dingen, maak je het ook makkelijker om over het gezin te praten.

Als je kind liever niet praat

Als je kind liever niet wil praten, hoef je niet aan te dringen. Als je iets merkt aan je kind, kun je daar altijd later nog over beginnen. Bekijk ook onze andere tips om samen te praten over ingrijpende gebeurtenissen.

Er zijn boeken die je kunnen helpen om met kinderen te praten over gevoelens.

  • Op de website van kinderpsycholoog Sander Kooijman vind je een gratis e-book met tips om te praten met kinderen van 4 tot en met 12 jaar.'Emotieklets' is een boek over praten over gevoelens met opdrachten om gevoelens beter te leren kennen.
  • Voor oudere kinderen is 'Praten met je puber' van Annette Heffels geschikt.

Samen iets doen kan ook helpen. Als kinderen bezig zijn, voelen ze zich soms vrijer om ondertussen te praten over wat ze dwars zit. Je kunt bijvoorbeeld samen een tekening maken, maar ook tijdens een potje voetballen kan opeens een gesprek op gang komen.

Vragen van broers en zussen beantwoorden

Je kind kan vragen stellen die je moeilijk vindt om te beantwoorden. Misschien weet je het antwoord niet, of vind je het pijnlijk om erover na te denken. Vooral jongere kinderen hebben minder vaak door hoe zwaar sommige onderwerpen zijn. Ze zullen dat soort vragen uit nieuwsgierigheid makkelijker stellen. Zoals vragen over de toekomst: 'Wanneer wordt Merel beter? En gaat ze ooit praten?'

Tips die kunnen helpen bij moeilijke vragen:

  • Het is niet makkelijk, maar wel goed als je probeert om tegen je kind te zeggen hoe jij je voelt bij zo'n vraag. Vertel je kind dat je het een moeilijke vraag vindt, maar ook dat het niet erg is dat je kind het vraagt.
  • Probeer zo eerlijk mogelijk antwoord te geven en daarbij eerlijk te zijn over je eigen gevoelens.
  • Geef niet meer informatie dan nodig en kijk of je je kind kunt geruststellen. Blijf wel eerlijk.

Op de vragen hierboven zou het antwoord kunnen zijn: 'Je zus zal de rest van haar leven ziek zijn. We weten nu nog niet of ze ooit kan praten zoals jij en ik, maar het lijkt van niet. En dat is best verdrietig. Voor haar, en ook voor ons. Maar ook zieke kinderen kunnen gelukkig zijn, en je zus heeft veel mensen om zich heen die haar helpen.'

Praten met anderen

Wat als je het antwoord echt niet weet of niet goed weet hoe je het moet vertellen? Zeg je kind dan dat je het gaat vragen aan iemand die het beter kan uitleggen. Kom er later op terug.

Je kunt altijd anderen om advies vragen bij moeilijke vragen. Bijvoorbeeld een kinderarts of een therapeut die betrokken is bij je zorgintensieve kind. Ze kunnen je helpen met moeilijke vragen om te gaan en ze weten hoe je een antwoord kunt geven dat past bij de leeftijd van je kind.

Je kunt ook hulp vragen aan een vertrouwenspersoon. Dat is geen professionele hulpverlener, maar iemand met wie je kind goed contact heeft, en die je kind kent en vertrouwt.

Een vertrouwenspersoon

Misschien voel je als ouder dat er iets aan de hand is met je kind, maar lukt het niet om erover te praten. Het kan dan fijn zijn voor je kind om met een andere volwassene te praten. Dat betekent niet dat je kind niets meer met jou wil delen. Soms vinden brussen het fijner om vragen of problemen met iemand anders buiten het gezin te bespreken. Denk aan:

  • de leerkracht van je kind
  • een goede vriend of vriendin van jou die je kind ook kent
  • een buurman of buurvrouw
  • een familielid, zoals een oom of tante

Ook als je meestal goed met je kind kunt praten, kan het voor je kind fijn zijn om een vertrouwenspersoon te hebben. Ook voor jezelf kan dat rust geven.

Contact met andere brussen

Het kan voor broers en zussen fijn zijn om met andere brussen online in contact te komen om met elkaar te praten:

  • Veel uit het Brussenboek van Anjet van Dijken is ook op Facebook, Instagram en Youtube te vinden. Daar kan je kind online andere brussen vinden die dit ook volgen.
  • Op Facebook staat een pagina van brussenbeweging BRUS waar ze online contact kunnen hebben.

Meer informatie over lotgenotencontact voor brussen vind je bij Aandacht voor broers en zussen van een zorgkind.

Een therapeut

Soms is het voor brussen fijn om met een kindertherapeut te praten over het opgroeien in een zorgintensief gezin. Kindertherapeuten gebruiken vaak speltherapie: ze praten met je kind over gevoelens en zorgen door op verschillende manieren met spel bezig te zijn.

Aan bepaalde seintjes kun je merken dat je kind zich niet goed voelt en misschien meer hulp nodig heeft dan jij als ouder en anderen in je omgeving kunnen bieden:

  • Je kind is al een lange tijd somber, is vaak boos of trekt zich snel terug.
  • Je kind heeft vaak pijn, bijvoorbeeld buikpijn of hoofdpijn.
  • Op school gaat het al langer niet zo goed.

Als je denkt dat je kind behoefte heeft aan een therapeut is het goed om dat met je kind te bespreken. Ook als je kind nog te jong is om mee te beslissen, is het belangrijk om je kind er bij te betrekken. Lees ook de andere tips om je kind te betrekken bij beslissingen over hulp.

Gezinsbegeleiding

Een gezinsbegeleider of -coach komt bij je thuis en helpt in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld bij vragen over opvoeden, maar ook vragen over geld of de relatie tussen jou en je partner. Je spreekt samen af waar je hulp bij wilt.

Een gezinsbegeleider kan zich dus ook richten op de broers en zussen in je gezin. Denk aan ondersteuning bij het contact tussen brussen en hun zorgintensieve broer of zus, maar ook aan het contact met jou als ouder. Op Regelhulp.nl lees je daar meer over.

Andere hulp

De huisarts kan je meer informatie geven en zorgen voor een verwijzing. Je kunt ook advies vragen aan een hulpverlener die al betrokken is bij jullie gezin.

  • Tudor, M.E. en M.D. Lerner (2015). 'Intervention and support for siblings of youth with developmental disabilities: A systematic review'. In: Clinical Child and Family Psychology Review, jaargang 18, nummer 1, pagina 1-23.
  • Stoneman, Z. (2001). 'Supporting positive sibling relationships during childhood'. In: Mental Retardation and Developmental Disabilities research Reviews, jaargang 7, nummer 2, pagina 134-142.
  • Tuinenga, M. (2022). 'De opvoeding van een kind met een gedragsmatige beperking in een zorgintensief gezin en het ouderlijk welbevinden'. Master-scriptie, Universiteit Utrecht.
  • Brussen. Informatie over en voor brussen en een weergave van het huidige landelijke aanbod. Amarant.
  •  20200313-folder-informatie-voor-brussen-interactief.pdf (amarant.nl)
  • Okma, K., A. van Dijken, M. Vergeer en L. Naars (2015). QuickScan naar de ondersteuningsbehoefte van zorgintensieve gezinnen. Nederlands Jeugdinstituut.
  • Dallos, R., K. Lakus, M.S. Cahart en R. McKenzie (2016). 'Becoming invisible: The effect of triangulation on children's well-being'. In: Clinical child psychology and psychiatry, jaargang 21, nummer 3, pagina 461-476.
  • Dial, S.N. (2014). 'Children as adults: A phenomenological inquiry into the process of parentification'. Proefschrift, Texas Technical University.
Nina Mulder

Nina Mulder

communicatieadviseur