Kind 6-12 jaar | Zelfstandigheid: structuur bieden en grenzen stellen

Vanaf zes jaar wordt je kind snel zelfstandiger. Het gaat steeds meer voor zichzelf zorgen. Het kent beter het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. En het kan steeds beter inschatten wanneer iets eerlijk of oneerlijk is. Daardoor gaat je kind ook meer zelf uitproberen. Toch heeft je kind ook nog veel hulp nodig bij wat het nog niet zelf kan. Hoe geef je die hulp? 

Waarom heeft mijn kind op deze leeftijd structuur nodig? 

Je kind heeft rust nodig om zich te ontwikkelen. Die rust geef je door je kind structuur te bieden. Je zorgt voor regelmaat en duidelijkheid in hoe de dag verloopt. Door die voorspelbaarheid weet je kind waar het aan toe is, en binnen de structuur kan het gaan ontdekken en uitproberen. Je kind leert hierdoor om te gaan met regels, grenzen en plotselinge veranderingen. Zo kun je voor structuur zorgen: 

  • Deel de dag in volgens een vast patroon. Dat betekent op vaste tijden opstaan, eten, naar school gaan en gaan slapen.  
  • Laat het wassen, in bad gaan en douchen volgens een vast patroon verlopen.  
  • Zorg dat je kind door de week rond een vast tijdstip naar bed gaat en voldoende slaapt. Tijdens het slapen verwerkt je kind wat het overdag geleerd heeft. Kinderen van 6 tot 10 jaar hebben gemiddeld tussen de 9 en 11 uur slaap nodig.  
  • Zorg thuis voor een rustige omgeving. Laat bijvoorbeeld niet te veel spullen rondslingeren of de televisie continu aan staan. 

Hoe stel ik regels op voor mijn kind? 

Regels geven je kind houvast, omdat het weet wat er verwacht wordt. Als regels redelijk en haalbaar zijn, houdt je kind zich daar eerder aan. Je kunt het zo aanpakken: 

  • Vertel op een positieve manier wat je van je kind verwacht, bijvoorbeeld: 'Wat leuk dat je lekker naar buiten gaat. Je mag tot acht uur spelen. Daarna verwacht ik dat je weer thuis bent.' 
  • Laat je kind meedenken over regels die thuis gelden. 
  • Geef je kind de ruimte om te kiezen, bijvoorbeeld: 'Wil je dat papa het komt zeggen wanneer je moet stoppen met televisiekijken of zet je de televisie zelf uit?' 

Waarom heeft mijn kind grenzen nodig?  

Juist bij het zelfstandiger worden heeft je kind grenzen nodig. Grenzen geven je kind namelijk een gevoel van veiligheid omdat het daardoor beter weet hoe het zich moet gedragen. Grenzen zijn ook goed voor de band tussen ouder en kind. Vertel je kind waar het zich aan moet houden en geef het een compliment als dat lukt.  

Geef je geen grens aan, dan is de kans groot dat je vaak moet ingrijpen. Bijvoorbeeld wanneer je je kind vaak moet terugroepen omdat het niet weet tot waar het op straat mag spelen. Je kind weet dan niet wat je verwacht. En zo worden jullie eerder boos op elkaar. Naast grenzen stellen is het dus belangrijk uit te spreken wat je wel van je kind verwacht. Dit doe je door positief gedrag te benoemen en te belonen, en door consequent met ongewenst gedrag om te gaan.  

Ook in een periode met veel stress, bijvoorbeeld wanneer iemand in huis ziek is, is het belangrijk om grenzen te blijven stellen. Op dat soort momenten is het juist fijn voor kinderen om die houvast te hebben. 

Tips voor het omgaan met grenzen 

  • Geef zelf het goede voorbeeld.  
  • Benoem het gedrag dat je graag ziet en geef er een compliment over of een knuffel voor.  
  • Zorg dat jij en je partner in grote lijnen dezelfde grenzen aanhouden en uitleggen waarom.  
  • Pak niet te veel dingen tegelijk aan. Je kind kan meestal niet meer dan vijf tot zeven verschillende regels onthouden. Begin met grenzen die jij het belangrijkst vindt.  
  • Geef je kind de tijd om te laten zien dat het zich aan grenzen kan houden. Geef het de kans om het nog eens te proberen als het een paar keer fout is gegaan. 
  • Probeer consequent te zijn. Reageer zo veel mogelijk hetzelfde en steeds op het moment dat je kind de grens bereikt. 
  • Ga niet in discussie over wat je hebt afgesproken. Leg de afspraak nog eens uit als je kind die niet begrijpt. 

Als je kind regelmatig een grens overgaat is het goed om hier samen over te praten. De volgende dingen helpen hierbij: 

  • Praat over het gedrag van je kind en niet over je kind zelf, bijvoorbeeld: 'Ik vind het niet fijn als je in de gang gaat voetballen. We hebben afgesproken dat je dat buiten doet'. 
  • Vertel je kind ook wat wél mag, bijvoorbeeld: 'Je mag niet binnen rolschaatsen, maar wel buiten op het pleintje of in de tuin.' 
  • Leg uit waarom je de grens stelt, bijvoorbeeld: 'Ik wil dat je 's nachts binnen blijft omdat ik anders niet weet waar je bent. Ik wil niet dat er iets met je gebeurt.' 
  • Neem de tijd om ongewenst gedrag van je kind rustig samen te bespreken. Doe dat dus liever niet na een heftige ruzie, maar bijvoorbeeld als jullie samen iets aan het doen zijn. 

Zoek je als ouder of opvoeder hulp of advies? Bekijk hier waar je terecht kunt.

Hulp en advies voor ouders